edit

Vondelstraat

vanaf 1864

beginjaar straat: raadsbesluit

De Vondelstraat is een straat in Amsterdam-West tussen de Stadhouderskade en de Anna van den Vondelstraat. De straat kreeg zijn naam in 1864 en werd vernoemd naar de dichter Joost van den Vondel (1587-1679). Het gedeelte dat tot 1896 in de gemeente Nieuwer-Amstel lag werd eerst Verlengde Vondelstraat genoemd. Door de industriële revolutie trokken er steeds meer mensen naar de stad, waar toentertijd de bedrijven gevestigd waren. In de tweede helft van de 19e eeuw verdubbelde het aantal inwoners van Amsterdam. De stad moest uitgebreid worden buiten de Singelgracht. In de Binnendijkse Buitenveldertsepolder was plaats voor nieuwe huizen, dit was aan de zuidkant van de stad voorbij het Leidseplein. De eerste straat was de Vondelstraat, het moest een chique straat worden met villa’s. Het plan voor de straat is van architect P.J.H. Cuypers. Pierre Cuypers ontwierp niet alleen de straat maar ook twintig huizen en de Vondelkerk. De Vondelkerk is in 1880 gebouwd en staat halverwege de Vondelstraat. Zelf woonde Cuypers ook in de straat van 1865 tot 1894 in een door hem zelf ontworpen huis op nummer 77-79. De villa heet Nieuw Leyerhoven en heeft de voor Cuypers zo typerende torentjes. Op het huis zijn diverse versieringen te zien, zoals een tegeltableau van drie mannen. Onder de mannen staan teksten: 'Jan bedenkt het' (de architect), 'Piet volbrengt het' (de bouwer), 'Klaas laakt het'. Met Klaas bedoelde Cuypers de gemeente, Cuypers vond dat de gemeente hem tegenwerkte want hij moest steeds nieuwe plannen maken voor de Vondelstraat. Onder leiding van C.P. van Eeghen werd in 1864 een plan ontworpen voor een Rij- en Wandelpark, dat werd aangelegd naar een ontwerp van Louis Paul Zocher en in 1867 Vondelpark werd genoemd. Andere noemenswaardige gebouwen zijn de Hollandsche Manege (staat met de achtergevel aan de straat) en Villa Johanna op Vondelstraat 51. Van 1877 tot 1903 reed de paardentramlijn Dam – Vondelstraat, een voorganger van de elektrische tramlijn 1, door de straat. Van 29 februari t/m 3 maart 1980, twee maanden voor de inhuldiging van Koningin Beatrix, was de Vondelstraat het decor voor de eerste krakersrellen.

Alle naamvarianten:

  • RBRb. 25-9-1864, 3-6-1896
    Vondelstraat van 1864
  • Leider dorper pad
  • Vondeelstraat
  • Vondelstr
  • Vondelstr.

Vernoemd naar: Joost van den Vondel

Joost van den Vondel (Keulen, 17 november 1587 – Amsterdam, 5 februari 1679) was een Nederlands dichter en toneelschrijver, die algemeen gezien wordt als de grootste schrijver en dichter uit de Nederlandse taal. Hij werd geboren in Keulen en woonde het grootste deel van zijn leven in Amsterdam. Vondels oeuvre bestaat onder meer uit 33 oorspronkelijke en vertaalde treurspelen, uit leer-, lof- en hekeldichten, en uit vertalingen van klassieke schrijvers. Het Amsterdamse Vondelpark werd naar hem genoemd na de onthulling in 1867 van het Vondelmonument. Zijn bijnamen zijn 'de Keulse zwaan' en 'de prins der dichters'. Vondel groeide tot zijn zevende in Keulen op in een doopsgezind gezin afkomstig uit Antwerpen, dat daarna via Utrecht in de Amsterdamse Warmoesstraat terechtkwam toen hij negen was. Zijn kennis verwierf Vondel door zelfstudie en vanaf omstreeks 1620 ook door zijn omgang met geleerden als Vossius, Barlaeus en anderen uit de kring rond P.C. Hooft. Geschokt door de terechtstelling van Oldenbarnevelt begon hij vanaf 1625 hekeldichten tegen de contraremonstranten te publiceren, maar werd in het volgende decennium milder door de invloed van Hugo de Groot en door het overlijden van zijn echtgenote, zijn moeder en diverse kinderen. Een geloofscrisis, ontsproten uit Vondels behoefte aan een leerstellig gezag dat de doopsgezinden ontbeerden, werd in of kort na 1641 afgerond met zijn overgang tot de Rooms-Katholieke Kerk, waarna hij niet langer welkom was bij P.C. Hooft op het Muiderslot. Gedurende deze periode ontwikkelde hij zich sterk als tragedieschrijver. Hij raakte in conflict met zijn zoon Joost jr., met als gevolg het einde van zijn zaak, zodat hij in 1658 een betrekking bij de Bank van Lening moest accepteren. In het buitenland vond zijn zoon de dood, welk leed Vondel verwerkte met een nieuwe fase van scheppingsdrang. Vriendschap van een jongere generatie monterde zijn laatste jaren op. Vondels belangrijkste werken beslaan diverse genres. Zijn bekendste gelegenheidsgedichten zijn Lof der zeevaert uit 1623, de Geboortklock van Willem van Nassau uit 1626 en de Inwydinge van 't stadhuis t' Amsterdam uit 1655; de belangrijkste treurspelen zijn Gijsbrecht van Aemstel uit 1637, Lucifer uit 1654, Jeptha uit 1659 en Adam in ballingschap uit 1664; de voornaamste leerdichten dateren van na zijn geloofscrisis uit omstreeks 1640 en betreffen onder meer Altaergeheimenissen uit 1645, over de eucharistie, de theodicee Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst uit 1662 en De Heerlyckheit der Kercke uit 1663, over aard en historie van de Kerk; de bekendste van zijn hekeldichten dateren uit 1630: Roskam tegen corrupte regenten en Harpoen tegen de opvatting van calvinisten dat hun gezag ook buiten het terrein van de kerk zou gelden. In de jaren 1630 mislukte zijn epos Constantinade, maar zijn geestelijk epos Joannes de Boetgezant uit 1662 over Johannes de Doper kende tot in de achttiende eeuw navolging. Behalve de Psalmen vertaalde Vondel Sophocles, Horatius, Vergilius, en Ovidius, de laatste zowel in proza als op rijm. Ten slotte schreef hij vele kortere gedichten, waaronder sonnetten en epigrammen; onder meer 'Kinder-lyck' over het overlijden van zijn zoontje Constantijn is beroemd geworden. Ondanks deze omvang en variatie zijn letterkundigen het er al sinds de negentiende eeuw over eens dat Lucifer het hoogtepunt van dit oeuvre is.

Identifiers

BAG id 0363300000005319
BAG URI http://bag.basisregistraties.overheid.nl/bag/id/openbare-ruimte/0363300000005319
WikiData id Q2581781
WikiData URI http://www.wikidata.org/entity/Q2581781
Adamlink URI https://adamlink.nl/geo/street/vondelstraat/4820

Geometrie