edit

Simon Carmiggeltstraat

vanaf 2006

beginjaar straat: raadsbesluit

Alle naamvarianten:

  • RBDB 1-3-2006
    Simon Carmiggeltstraat van 2006

Vernoemd naar: Simon Carmiggelt

Simon Johannes Carmiggelt (Den Haag, 7 oktober 1913 – Amsterdam, 30 november 1987) was een Nederlands journalist, schrijver en dichter. Onder het pseudoniem Kronkel publiceerde hij bijna veertig jaar vrijwel dagelijks een cursiefje in dagblad Het Parool, waarin hij gewone zaken op verrassende wijze omschreef, met oog voor humor in het verschil tussen ideaal en werkelijkheid. In de loop der jaren werd de schrijfstijl soberder en de humor treuriger. De selectie in jaarlijkse bundels en zijn voordracht voor de televisie leverden hem een grote populariteit op. Cabaretteksten schreef hij voor onder meer Wim Kan en Wim Sonneveld, waaronder Sonnevelds conferences Croquetten en De jongens. In 1961 werd Carmiggelt de Constantijn Huygens-prijs toegekend en in 1977 de P.C. Hooft-prijs voor het jaar 1974. Carmiggelt leerde in zijn geboortestad Den Haag het journalistenvak als medewerker van de schoolkrant en van 1930-1932 als onbetaalde kracht (volontair) bij Het Vaderland. Eind 1931 werd hij aangenomen bij de Haagse editie van Het Volk. Daar werkte hij onder leiding van de latere hoofdredacteur Klaas Voskuil. Naast toneelrecensies en verslagen van kleine rechtszaken schreef hij vanaf 1936 de rubriek Kleinigheden, de voorloper van de Kronkels. Hij versloeg de bijeenkomsten van de NSB, omdat de krant de ware aard ervan wilde tonen. Op 6 september 1939 trouwde hij met Tiny de Goey, zwanger van dochter Marianne. In 1940, vlak voor het uitbreken van de oorlog, verscheen zijn eerste boek, Vijftig dwaasheden, een selectie uit Kleinigheden. Vanaf juli 1940 bepaalde de bezetter de koers van de krant en namen Carmiggelt en zijn broer Jan ontslag. Nog hetzelfde jaar werd hij persagent van het Residentie Tooneel. In juli 1941 accepteerde hij zijn ontslag als enige medewerker die weigerde de Ariërverklaring te tekenen. Hij schreef de detectiveroman Johan Justus Jacob om een uitgeverij te helpen waar Joden werkten die elders ontslagen waren. Verder hield hij zich met allerlei baantjes in leven. In 1942 werd zoon Frank geboren en begon de door vrienden opgerichte illegale krant Het Parool te verschijnen. Hoewel Carmiggelt een gezin had, werkte hij eraan mee. In 1943 kwam zijn in het verzet actieve broer om in kamp Vught. Daarop raakte Carmiggelt nauwer betrokken bij de krant en nam hij de druktechnische verzorging op zich. Toen Den Haag hem te gevaarlijk werd, verhuisde hij naar de Amsterdamse Reguliersgracht en later naar de Egelantiersgracht, waar hij de Hongerwinter en de Bevrijding meemaakte. Omstreeks de Bevrijding verhuisden de Carmiggelts naar een flat aan het Eerste Weteringplantsoen. Nadien bleef hij verbonden aan de nu legale krant. Vanaf 24 oktober 1946 verzorgde hij onder de naam Kronkel een dagelijks cursiefje dat snel populair werd en decennialang de identiteit van de krant mee bepaalde. Ook kreeg Carmiggelt de leiding over de kunstrubriek en hij schreef toneel- en filmrecensies. Zijn cursiefjes verschenen aanvankelijk drie keer per week, later in elke krant. De eerste Kronkel verscheen op 25 oktober 1946 en tot aan zijn dood in november 1987 zijn er ruim 10 000 verschenen. Een selectie van 50 stukjes werd elk jaar door De Arbeiderspers in boekvorm uitgegeven. Soms werden de bundels geïllustreerd door vrienden-tekenaars als Peter Vos, Charles Boost, Otto Dicke en Peter van Straaten. Carmiggelt was goed bevriend met Wim Kan, maar de bekende, op zijn Kronkels gebaseerde conferences zijn van Sonneveld. In 1956 was Carmiggelt, die toen al aan het VARA-cabaret op de radio meewerkte, voor het eerst op de televisie te zien, waarop hij vanaf 1965 met regelmaat een Kronkel voordroeg, die een allengs minder vrolijke en meer sombere aard kregen. Van 1971 tot 1975 onderhield hij een correspondentie met Gerard Reve. In 1972 stortte hij mentaal en fysiek ineen en moest hij stoppen met drinken. Toen hij zijn cursiefje weer hervatte, bleek hij de pointe als vaste afsluiter te hebben losgelaten. In 1977 werd hem de P.C. Hooft-prijs voor 1974 toegekend en uitgereikt. Na het behalen van de pensioengerechtigde leeftijd in 1978 bleef Carmiggelt aanvankelijk nog zes keer per week in de krant staan. In 1980 halveerde hij de frequentie en ten tijde van zijn laatste Kronkel, in 1983, stond hij nog maar eens per week in de krant. In deze periode bloeide een liefde op tussen Carmiggelt en columniste Renate Rubinstein van Vrij Nederland. In de laatste jaren van zijn leven schreef hij niet meer. In 1987 werd bij hem diabetes vastgesteld. Hij overleed in november van dat jaar aan zijn tweede hartaanval, enkele weken nadat een eerste hem al verzwakt had. In de loop der jaren ontwikkelde Carmiggelt zich als prozaïst; volgens criticus Kees Fens gaf hij in zijn beste werk de schijnbaar eenvoudige verhaaltjes een geraffineerde constructie en afgewogen formuleringen mee. Het is aan het mededogen en inlevingsvermogen van de auteur te danken dat het contrast tussen ideaal en werkelijkheid waarmee zijn personages zich geconfronteerd zien, verhalen opleverde die in al hun treurigheid vaak – met name in de middenperiode van zijn oeuvre – 'verscheurend humoristisch' zijn. Carmiggelts meesterschap over de taal bleef gedurende zijn hele loopbaan groeien, hij had steeds minder woorden nodig om almaar meer te suggereren. De stad Amsterdam is de onuitgesproken, impliciete achtergrond van veel van zijn werk. Volgens zijn biografen Sylvia Witteman en Thomas van den Bergh produceerde Carmiggelt 'de meest gelezen en meest gewaardeerde column uit de Nederlandse dagbladhistorie.'

Identifiers

BAG id 0363300000002374
BAG URI http://bag.basisregistraties.overheid.nl/bag/id/openbare-ruimte/0363300000002374
WikiData id Q19515020
WikiData URI http://www.wikidata.org/entity/Q19515020
Adamlink URI https://adamlink.nl/geo/street/simon-carmiggeltstraat/5381

Geometrie